< terug naar columns overzicht

BTW op verzoek

15 januari 2018

Het gebeurt bijna nooit: iemand die mij vraagt om een column te schrijven over een specifiek onderwerp. I love it, zo’n verzoeknummer. Daarom ga ik het in deze jubileumeditie (de 450ste Music Maker in 40 jaar!) met plezier hebben over de omzetbelasting, beter bekend als ‘BTW’. De vraag: “hoe zit het als artiest met het in rekening brengen van btw?” is op zich wat aan de ruime kant, maar gelukkig werden er nog drie sub vragen aan toegevoegd waar ik hapklare brokken van heb trachten te kneden.

1. Het btw-percentage dat je als optredend artiest moet toepassen is 6%. Als je dit vergelijkt met andere producten en diensten waar 6% btw op zit, mag je de conclusie trekken dat een artiestenoptreden wordt gezien als een soort van eerste levensbehoefte; een gedachte die vrolijk stemt. Lastiger wordt het als een artiest, naast de optredens, ook nog gaat lesgeven of andere activiteiten gaat ontplooien om zijn of haar zuurverdiende cash wat aan te vullen. Onthoud dan dat op het geven van muzieklessen nooit het 6% btw-tarief van toepassing is. Geef je muziekles (of dans, drama, beeldende vorming) aan personen jonger dan 21 jaar, dan hoef je geen btw in rekening te brengen. Die lessen zijn dus vrijgesteld van btw, maar geef je diezelfde lessen aan personen van 21 jaar of ouder, dan moet je maar liefst 21% (!) btw in rekening brengen. Volwassenen zijn dus een stuk duurder uit dan kinderen en jongeren. 
Op het moment van het schrijven van dit stukje hebben we nog steeds geen nieuwe regering, maar er wordt wel hevig gelekt vanaf de onderhandelingstafel. Zo las ik onlangs dat het lage btw-tarief (die 6% dus) waarschijnlijk zal worden verhoogd tot 8% en dat heeft dan uiteraard ook de nodige consequenties voor alle artiesten met een btw-nummer. Mocht dit fakenieuws of een ‘alternatief feit’ blijken te zijn: don’t shoot the messenger.
2. Er heerst een hardnekkig misverstand over het in rekening brengen van btw aan particulieren. Veel artiesten zijn van mening dat aan particuliere opdrachtgevers geen btw in rekening hoeft te worden gebracht omdat ‘gewone’ mensen nu eenmaal geen btw-nummer hebben. Dit is een misvatting. Bij het berekenen van btw moet je redeneren vanuit jezelf en niet vanuit je opdrachtgever. Je moet je dus altijd afvragen wat je zélf aan het doen bent en dan van daaruit bekijken wat de consequenties zijn qua btw. Vergelijk het met een bakker: die kijkt ook niet of hij brood verkoopt aan een bedrijf of een aan particulier. In de prijs van het brood zit altijd btw verwerkt en dat bepaalt mede de prijs van dat brood. Conclusie: als je optreedt moet je altijd 6% btw in rekening brengen, ook aan tante Truus of ome Teun.
3. Laatste kwestie die nogal wat vragen oproept: als een artiest, bijvoorbeeld, een geluidsbedrijf inhuurt om het optreden op te vrolijken, moet dan op de factuur de btw gesplitst worden in 6% (het optreden) en 21% (het geluidsbedrijf)? Nee, dat hoeft niet. Alles wat dienstbaar is aan het optreden mag tegen hetzelfde percentage in rekening worden gebracht als de hoofdprestatie en dat is in dit geval dus het artiestenoptreden. Voorwaarde is wel, dat de artiest de kosten van het geluidsbedrijf mee factureert en dus opneemt in een allesomvattende uitkoopsom. In de praktijk komt het dan ook vaak voor dat een artiest per saldo btw terugkrijgt van de fiscus. De omzet (inclusief de meeliftende kosten) wordt immers tegen 6% wordt gefactureerd, terwijl op alle kosten 21% btw kan worden teruggevraagd. Verdienmodelletje? Helaas niet. Je hebt immers ook maar 6% btw ontvangen van je klanten en die 21% op de kosten heb je ook echt zelf betaald. Die teruggaaf is daarmee de bekende sigaar uit eigen doos.