< terug naar columns overzicht

Bewijzen

15 mei 2018

Voor deze column heb ik maar eens een oud onderwerp van stal gehaald, maar het is nog steeds erg actueel. Het gaat over gekrakeel tussen belastingambtenaar en al dan niet argeloze burger. Menig belastingcontrole, of het nu schriftelijk is of ‘live’, kan ontaarden in gebakkelei en dan is het goed om te weten hoe het zit met de rechten en plichten. Wie moet wat bewijzen? En wat mag een ambtenaar wel en (vooral) niet?

Laten we het bij het edele vak van artiest houden: bijna iedere artiest moet na afloop van het jaar een aangifte inkomstenbelasting invullen. Daarin komen allerlei gegevens te staan over inkomsten, kosten, hypotheekrente en ga zo maar door. Het is dan fijn om te weten dat de gegevens die worden ingevuld in bijna alle gevallen ‘slechts’ aannemelijk hoeven te worden gemaakt. Dat betekent dat er voor de ingevulde gegevens geen keiharde bewijzen aanwezig hoeven te zijn. Natuurlijk is het handig als de bewijsstukken zo hard mogelijk zijn, maar als dit even niet is gelukt of er bestaan eenvoudigweg geen bewijsstukken van (bijvoorbeeld gereden kilometers) dan kan een goed en logisch verhaal ook voldoende zijn. In Nederland kennen we in het fiscale recht namelijk een vrije bewijsleer en dat wil zeggen dat iedereen zelf mag weten hoe hij/zij denkt het bewijs te leveren voor de ingevulde gegevens. Met name artiesten hebben door hun grillige arbeidspatroon nogal eens een alternatieve vorm van bewijs nodig om de fiscale gang van zaken te verklaren. 

Bovenstaande betekent dat een ambtenaar bij het controleren van een ingevulde belastingaangifte bijna altijd met een flinke achterstand begint. Zolang gegevens correct worden aangeleverd (maar helaas ontbreekt het daar in de harde praktijk wel eens aan!), is het aan de ambtenaar om te bewijzen dat die gegevens onjuist zijn. Daarbij is een zwaardere bewijslast van kracht dan die van de burger. Voorbeeldje: een artiest verklaart dat hij op 15 november 2017 van A naar B is gereden om een gitaar in een muziekwinkel uit te proberen. Als we er van uitgaan dat de ambtenaar die dag niet op de achterbank van de auto heeft gezeten, zal hij dit feit niet kunnen bestrijden. Pas als uit andere gegevens blijkt dat de artiest die dag onmogelijk in B kan zijn geweest, heeft de ambtenaar een zaak. Het is dus voor een ambtenaar onmogelijk om zonder bewijzen aftrekposten te schrappen. Als de overheidsdienaar tijdens een controle schamper opmerkt dat hij het allemaal maar ongeloofwaardig of zelfs onzin vindt, kan en mag hij worden genegeerd. Goed om te weten als een ambtenaar op de bluftoer gaat. 

De moraal van dit verhaal? Zorg dat je de eigen zaakjes goed voor elkaar hebt. Een behoorlijke administratie, correcte bonnen, een goed verhaal en enige logica zijn onontbeerlijk voor een gewonnen zaak. Bedenk dat ambtenaren zeker niet rechteloos zijn, want als de administratie niet op orde is kan deze worden verworpen en dan ben je in de aap gelogeerd. In dat geval wordt namelijk de bewijslast omgedraaid en kan de ambtenaar achterover gaan leunen. Hij gaat dan min of meer bepalen wat jij hebt verdiend en zonder behoorlijke administratie (want die is verworpen) kun je dan geen tegenbewijs leveren. Niet zelden eindig je dan met je stropdas, je nette pak en je gepoetste schoenen bij de belastingrechter en dat wil je niet. 
Tot slot nog een tip die je niet moet onderschatten: zorg voor een fijne sfeer tijdens een controle en zie de belastingdienst niet op voorhand als ‘de’ vijand. Een ambtenaar is ook maar een mens met gevoelens. Een beetje meewerken, begrip tonen, masseren (niet fysiek!), maar vooral veel vertellen over je mooie (maar o zo lastige) vak kan vaak wonderen verrichten. Wie weet hou je er nog een vriendschap aan over.