< terug naar columns overzicht

Bandbusjes

15 september 2017

Artiesten en bandbusjes: het blijft in onze mailbox een hardnekkig terugkerend item. Een paar jaar geleden heb ik er al eens een ‘Pegels en Regels’ aan besteed, maar het kan geen kwaad om het er nog eens over te hebben. Destijds probeerde ik vooral de theorie aan je duidelijk te maken, maar in deze column gooi ik er, wijs geworden door keiharde praktijkervaringen, een heus advies tegenaan. Handrem eraf en gaan! 

Als je besluit dat het tijd wordt voor een bandbus, dan krijg je normaal gesproken met twee soorten belastingen te maken: de inkomstenbelasting en de omzetbelasting (btw). Het is zaak om deze twee belastingen niet door elkaar te halen, want ze hebben ieder hun eigen regels en keuzemogelijkheden. 

We beginnen met de inkomstenbelasting. Het lijkt stoer en logisch om een bandbus maar meteen op je bedrijfsbalans te zetten, maar misschien is dat in de praktijk niet altijd de juiste keuze. Een bus op de balans betekent dat je in principe te maken krijgt met een jaarlijkse bijtelling die aardig in de papieren kan lopen. Je komt alleen onder zo’n bijtelling uit als je bewijst dat je op jaarbasis minder dan 500 kilometer privé rijdt met de bus. Eigenlijk is zo’n bewijs in de praktijk alleen te leveren door een dagelijkse kilometeradministratie bij te houden en, je voelt het al aankomen, dat is voor veel artiesten net een brug te ver. Bovendien is er altijd wel een band- of familielid aan het verhuizen en dan komt zo’n bandbus natuurlijk ook wel handig van pas. Gevolg: je komt óf boven de 500 privé kilometers uit, óf je kilometeradministratie is niet sluitend. Daarom dit welgemeende advies: hou die bus in privé voor de inkomstenbelasting en trek 19 eurocent per gereden zakelijke kilometer af als kosten. Alleen als je zeker weet dat je minder dan 500 kilometer privé gaat rijden én je bent in staat om dat keihard te bewijzen, zou je kunnen overwegen om die bus alsnog op de balans te plaatsen. In dat geval mag je alle kosten in aftrek brengen en krijg je ook nog een investeringsaftrek van 28% over de aankoopprijs. Vrijheid in ruil voor een paar pegels: ik zou het wel weten.

Next: de omzetbelasting. Ook hier is de keuze overzichtelijk: zakelijk of privé, maar realiseer je dat deze keuze volkomen losstaat van de keuze die je maakt voor de inkomstenbelasting. Bij aankoop van een bandbus staat er vaak btw op de factuur vermeld. De neiging is dan groot om die btw terug te vragen. Op het moment dat je dat ook daadwerkelijk doet, heb je tevens de keus gemaakt om de bus voor de btw als zakelijk te bestempelen. Besluit je die btw te laten zitten (daar kunnen goede redenen voor zijn!), dan is de bus voor de btw privé. Deze keuze heeft vooral gevolgen voor de jaarlijkse bijtelling wegens privégebruik. Bij een zakelijke bus moet jaarlijks 2,7% van de cataloguswaarde worden bijgeteld. Bij een privé bus bedraagt het percentage ‘slechts’ 1,5%. Onder deze vervelende percentages is alleen uit te komen als je een kilometeradministratie bijhoudt waaruit de verhouding blijkt tussen zakelijke en privé kilometers. Die verhouding bepaalt hoeveel btw je uiteindelijk op de autokosten in aftrek mag brengen. Mijn advies is dan ook om zo goed mogelijk te proberen (je merkt: ik formuleer het voorzichtig) die verhouding tussen de zakelijke en privé kilometers duidelijk te krijgen. In verreweg de meeste gevallen is deze methode voordeliger dan een bijtelling op basis van de genoemde percentages. Tot slot: uit bovenstaande tekst mag je concluderen dat je bij zowel zakelijke als privé vehikels de btw op de autokosten (brandstof en onderhoud) mag claimen. De keuze die je maakt bij aankoop heeft daar geen invloed op. Ingewikkeld, die btw? Ja. Leuker kan ook ik het niet maken.